donderdag 31 maart 2011

Descartes en de vrouwen dl. 1

Het is maandag 22 februari 1638. Descartes schrijft een brief aan een docent van zijn oude Collège, over het boek dat ik nu aan het vertalen ben. Ik licht een fragmentje uit die brief: hij meldt dat hij zijn godsbewijs heeft weggelaten omdat hij een boek wilde schrijven waarvan les femmes mesmes pussent entendre quelque chose. Ik blijf me afvragen wat dat mesmes betekent: waarvan zelfs of waarvan ook de vrouwen iets zouden kunnen begrijpen. Want in de zeventiende eeuw heeft het woord même een bredere betekenis dan nu, zoals zo veel Franse woorden in die tijd. En zelfs klinkt zo veel denigrerender dan ook, terwijl Descartes geen lage dunk had van de intellectuele vaardigheden van de vrouw. In zijn briefwisseling met Elisabeth van de Palts moest hij zelfs alle zeilen bijzetten om haar kritiek te kunnen pareren.

dinsdag 29 maart 2011

Privéles

z = ½ a + √ ¼ aa + bb

Vanmiddag op de uitgeverij met de deskundigen overlegd over Boek I van de Geometrie. Ik krijg van maar liefst twee wiskundigen privéles in de geschiedenis van de wiskunde. Er gaat een wereld voor me open. De termen zijn het uitgangspunt: moet quantité worden vertaald met grootheid of met waarde, zeg je een graad hoger, een graad complexer of een graad samengestelder? Geen enkel antwoord hoef ik kortweg in ontvangst te nemen, alles wordt vriendelijk toegelicht met een uitvoerige verklaring. Zonder de tijdsdruk zou ik me nog bevoorrechter voelen dan nu, nu ik naar mijn krappe schema kijk.

maandag 28 maart 2011

Niet verdwalen


Zijn beeldspraak is verre van sober, en nog minder sober zijn de zinsconstructies. Heel karakteristiek zijn zinnen die beginnen met Car, bien que... (Want, hoewel...) Dat zijn meteen twee signalen over wat ons te wachten staat: ik, Descartes, ga iets verklaren, maar ik kan mijn redenering niet gladjes afwikkelen, want er zijn ook tegenargumenten. Deze vertaalster hakt zulke zinnen soms in kleinere stukken en slaat ze plat, om de inhoud toegankelijker te maken.
Taal en denken zitten dicht op elkaar. Wie zelf weleens iets schrijft, weet hoe de taal kan dwingen tot het ombuigen van de gedachten, omdat je pas tijdens het schrijven precies ziet wat je wilt zeggen. Zo volg ik Descartes door zijn syntactische bouwsels alsof ik hem volg door de stadia van zijn denken: stelling, tegenwerping, nuancering enz.
Voor wie iets van het Frans begrijpt, volgt hier ter illustratie een complexe zin uit de Dioptrique:

zaterdag 26 maart 2011

Een kopje thee

Afgelopen donderdag las ik, terug in de trein uit Den Haag, het boek van Jo Tollebeek: Mannen van karakter. Jo had het boek die avond in de Koninklijke Bibliotheek ten doop gehouden met een fonkelende lezing. Hij was een uiterst sympathieke mede-fellow in het NIAS, waar ik vorig jaar woonde en werkte. Wat me van zijn boek vooral bijblijft, is zijn beschrijving van de universiteitsgemeenschap rond 1900. Studenten kwamen toen nog op visite bij hun hoogleraar, namen meteen hun verloofde mee, bleven dineren of dronken minstens een kopje thee in huiselijke kring. Soms vroegen ze om een portret van de echtgenote van de hoogleraar, en hun promotor kozen ze uit vriendschap of solidariteit. Het boek gaat overigens dieper. Het handelt over literatuurwetenschappers en hun verhouding tot literatuurcritici en schrijvers. Maar het leest als een roman.

vrijdag 25 maart 2011

Kolossaal


Vaak richt Descartes zich tot zijn lezers met opmerkingen als: deze stof is helemaal niet ingewikkeld, iedereen met een beetje verstand zal meteen begrijpen waar ik het over heb. Of, nog erger: dit ga ik niet verder uitwerken want de rest kunt u zelf ontdekken, dat is een goede training voor uw intellectuele vermogens. De uitdrukking vous pouvez aysément comprendre heb ik al tientallen malen vertaald, en dan weet ik dat er een tijdrovend probleem op komst is, althans tijdrovend voor mij. In de Geometrie wordt hij echt ongeduldig: Ik zal proberen de bewijsvoering beknopt te houden, want ik vind het eigenlijk al vervelend dat ik er nu zo uitvoerig over schrijf. Dat is tenminste duidelijk. Het markeert de afstand tussen het kolossale genie en de eenvoudige, vertalende mens.
Foto van Emma de Vries: Descartes op het Vermeerplein in A'dam


dinsdag 22 maart 2011

Eenzaam?

Misschien schrijf ik wel over die schilderachtige vergelijkingen omdat ik ze op dit moment nogal mis. Op mijn bureau ligt sinds twee weken het meest technische werk van Descartes: La Géométrie. Dat heb je met grote systeembouwers die tal van onderwerpen behandelen en alle genres beproeven; ineens zit de literair vertaalster midden in de wiskundige formules. Gelukkig weet ik me gesteund door deskundigen die genereus hun kennis met me willen delen. Het zijn er maar liefst vijf: Henk Bos, Wim Wilhelm, Erik-Jan Bos, Han van Ruler, Laurens ten Kate. Wie zei dat vertalen een eenzame bezigheid is?

Descartes pakt uit dl. 2

8 november 1620: slag op de Witte Berg bij Praag. Descartes was er misschien bij, maar dan toch niet in de voorste linies, denk ik.

Hier volgt nog zo'n royaal opgetuigd beeld, ditmaal niet door Descartes geschetst om iets te illustreren, maar vooral om iets te bewijzen. Zijn boodschap is dat we onze zintuiglijke waarnemingen moeten wantrouwen.
Een soldaat keert terug van het slagveld; in de hitte van de strijd kan hij een kwetsuur hebben opgelopen zonder het zelf te merken, maar nu hij tot rust komt, voelt hij pijn en meent hij dat hij gewond is. Er wordt een chirurgijn bij gehaald, de wapenrusting van de soldaat wordt afgelegd, hij wordt onderzocht en wat hij voelde blijkt uiteindelijk niets anders dan een gesp of riem onder zijn wapenrusting, die knelde of hem hinderde.
(Uit hoofdstuk I van De Wereld)

zondag 20 maart 2011

Descartes pakt uit dl. 1


In bijna alle teksten van Descartes wemelt het van de beelden. Sommige zijn alleen bedoeld ter illustratie, andere dienen meer als verklaring, om iets te bewijzen. In alle gevallen heeft de auteur er duidelijk plezier in om bij het formuleren van zo'n beeld breed uit te pakken. Wanneer hij bijvoorbeeld wil illustreren dat alles voortdurend in beweging is, schrijft hij: ...ik constateer dat de dampen van de aarde onophoudelijk naar de wolken opstijgen en er weer uit neerdalen, dat de lucht voortdurend wordt omgewoeld door de wind, dat de zee nooit rust heeft, dat bronnen en beken blijven stromen, dat de stevigste bouwwerken uiteindelijk neerstorten, dat planten en dieren groeien en vergaan, kortom dat overal alles verandert. (De Wereld, hfdst. III)

Kennelijk is hij blijvend geïnspireerd door de dichters wier visionaire gaven hij zozeer benijdde.


Op zoek naar geluk


Voordat Émilie du Châtelet Newton begon te vertalen, schreef ze een korte verhandeling over het geluk. Voltaire had inmiddels een andere liefde gevonden en bood Émilie zijn blijvende vriendschap als schrale troost. Gebruik je verstand, redeneer je verdriet weg, hield ze zichzelf in haar Discours sur le bonheur voor. Ze vraagt zich af wat er voor een vrouw overblijft als de liefde is vertrokken. Vrouwen kunnen niet meebesturen, krijgsroem is voor hen niet weggelegd, een diplomatieke carrière ook al niet. En ze besluit dat de studie voor haar een houvast is en zal blijven, een basis waar ze altijd op zal kunnen terugvallen. Ze kon nog niet vermoeden dat de charmante, zelfingenomen Saint-Lambert haar pad zou kruisen.

donderdag 17 maart 2011

Boekenwurm, zwijg!


Descartes' afkeer van te veel boekenwijsheid komt op bijna komische wijze tot uitdrukking in Het zoeken naar de waarheid, een gesprek tussen drie personen. Of eigenlijk vooral een tweegesprek, want nummer drie mag een hele tijd niets zeggen. En waarom niet? Hij heeft te veel gelezen, hij zit hinderlijk vol met boekenwijsheid. We zien de woede van deze zwijgende scholasticus als het ware langzaam aanzwellen. En als hij eindelijk weer mag spreken, barst hij los: jullie zijn nu al twee uur aan het redeneren en tot welk inzicht heeft het jullie gebracht? Tot het inzicht dat jullie twijfelen, dat jullie een denkend iets zijn, zo sneert hij. Zonder te weten dat zojuist het fundament is gelegd voor een nieuwe filosofie.
Jammer genoeg is de tekst van het gesprek onvoltooid gebleven, maar wat ervan gevonden is, staat in deel 2 van de Bibliotheek Descartes.
(foto's van het Denkmal: Paul Eyckelhof)

Denkmal des Lesens


Descartes verhuisde voortdurend. In zijn Nederlandse periode woonde hij o.a. in Franeker, Amsterdam, Leiden, Deventer, Leeuwarden, Egmond aan den Hoef en in nog zes andere plaatsen. Gelukkig hoefde hij niet veel boeken mee te sjouwen. In boekenwijsheid zag hij niet veel heil, liever vertrouwde hij op zijn eigen verstand. Voor de vertaalster heeft dat één voordeel: ze hoeft niet op zoek te gaan naar de context van citaten, want Descartes citeert zelden.

woensdag 16 maart 2011

Reisgenote nr. 2







Ik moet in deze periode vaak denken aan Émilie du Châtelet. Op dit moment vertaal ik Descartes’ Géométrie, een erg wiskundige tekst. Als ik er een uur of zeven aan heb gewerkt, gaan mijn hersenen op slot. Émilie, markiezin en geliefde van Voltaire, vertaalde in het laatste jaar van haar leven de Principia mathematica van Newton. Ze werkte vaak negentien uur per dag. Om wakker te blijven stopte ze nu en dan haar armen in koud water. Ze raakte zwanger van een man op wie ze hevig verliefd was geworden, maar die haar onstuimige gevoelens met een zekere koelte onderging. Ze overleefde het kraambed niet, maar kort tevoren had ze haar vertaling voltooid en voorzien van haar eigen deskundige commentaar. Wat een gedrevenheid, wat een honger naar kennis!

Reisgenote nr. 1


Ik heb intussen toch nog maar twee dames aan het reisgezelschap toegevoegd. De een is heel gereserveerd, ze lijkt zelfs hooghartig. Ze is prinses, heeft als zodanig oog voor de belangen van haar Huis, maar is vooral hartstochtelijk op zoek naar de waarheid.
Haar laatste biografie dateert van ruim honderd jaar geleden. In de titel van die biografie is ze niet meer dan `een zus van’. En toch heeft deze Elisabeth van de Palts veel invloed uitgeoefend op het denken van Descartes. Ze was bedreven in oude talen, wiskunde, filosofie, en ze stelde Descartes in haar brieven kritische vragen. Ze had graag gewild dat die brieven werden verbrand, maar gelukkig zijn er kopieën (van kopieën) van bewaard gebleven.

Dromen


Het begon met drie dromen, in de nacht van 10 november 1619. Descartes was nog jong en trok als soldaat door Duitsland. Hij wist nog niet precies wat hij in het leven moest aanvangen, maar zijn dromen wezen hem de weg naar de filosofie.
Hij droomt die nacht van een storm, een kapel, een meloen, maar ook van een dichtbundel. Zijn allereerste biograaf schrijft dat Descartes enige afgunst koestert jegens dichters, die dankzij hun visionaire gaven rechtstreeks toegang hebben tot de waarheid, terwijl hijzelf langs een veel moeizamer weg de waarheid zal moeten gaan ontdekken. Op die moeizame tocht vergezel ik hem een tijdje. Nu en dan zal ik verslag doen van onze reisgesprekken.


Het verslag van de dromen staat in deel 1 van de Bibliotheek Descartes.