donderdag 29 maart 2012

Mooi gedicht om langzaam uit te pakken





(Kneuterdijk 20-24, waar Elisabeth van de Palts woonde in haar Haagse tijd)
Durs Grünbein wijdt in Vom Schnee slechts één gedicht aan Elisabeth van de Palts: `Zwischen den Jahren´, maar het is de moeite waard. Tweeëneenhalve pagina lang en tegelijk ongelofelijk compact. Eerst gaat het over de tijd, die `im Taumelgang voran kommt’. Die tijd levert uiteindelijk Descartes’ Principia Philosophiae op. Zo komen we bij Elisabeth, want aan haar heeft Descartes zijn hoofdwerk opgedragen.
Het kantoorklerkje in mij legt vervolgens een stoffig vingertje op een ongerechtigheid: `In jenem Winter 19, Hoheit, wurdet Ihr gezeugt.’ Want, zegt mijn innerlijk klerkje, Elisabeth werd al in december 1618 geboren en kan dus niet in 1619 zijn verwekt. Wie maalt daar overigens om, het gedicht is prachtig en de dichter is vrij. We lezen over lichaam en ziel, over stoa en Epicurus, en toch blijft de tekst ontroeren: `Ich bin, verzeiht die Demut, die Prinzessin nur von Böhmen.’
Zo komt Elisabeth, door Descartes hier aangeduid als zijn `Sorgenkind’ een kort moment weer tot leven. Grünbein vervalt niet in goedkope fantasieën over een eventuele liefdesbetrekking: `Und trat ihr doch, auf schmalem Grat, nirgends zu nah, der klugen, jungen Fürstin.’ Wel hebben ze elk zo hun eigen gedachten over erotiek, en die zijn ook heel interessant. Een gedicht om langzaam en minstens tien keer te lezen.
              

maandag 19 maart 2012

Wat kan er zo bijzonder aan een mens zijn...

... dat niemand het mag weten? Een retorische vraag van de vader in het boek van Jannetje Koelewijn, De hemel bestaat niet. Dus opent hij voor zijn dochter zijn persoonlijk archief, voor dat boek van haar. 
            De auteur was onlangs in het nieuws omdat ze medische gegevens over de ongelukkige prins Friso doorgaf aan haar krant, de NRC. Het kostte de krant een aantal abonnees en Koelewijn werd met de dood bedreigd, maar zoals dat gaat met krantennieuws: de opwinding is alweer grotendeels geluwd. Haar boek is ongetwijfeld duurzamer. Het is het levensverhaal van Koelewijns ouders en grootouders. Hun persoonlijke geschiedenis levert een mooi tijdsbeeld op, ingekleurd met treffende details.

In het heden is de moeder aan het dementeren en daardoor is ze vergeten dat ze ooit haar man heeft verlaten. Nu trekken ze weer veel met elkaar op. De wat verwarde, soms kribbige, soms tedere gesprekken tussen die twee zouden zo kunnen worden overgeheveld naar een toneelstuk. Het zijn prachtige dialogen. Het hoogtepunt van het verhaal komt aan het eind: de reis naar Parijs van de ouders met dochter Jannetje en een van haar zussen. Een knap staaltje zelfbeheersing van de auteur, om het beste voor het laatst te bewaren. In het hele boek wordt lenig door de tijd gesprongen, dus de auteur had ook met dit komische en tegelijk schrijnende bravourestukje kunnen beginnen.  
           Je leest geboeid en toch met enige gêne iets te veel intieme informatie. Een tijdje geleden noemde ik een ander boek van een dochter over haar vader (zie `Een papieren monument’, 9 oktober 2011). Wantje Fritschy formuleert gereserveerder, bij haar ligt het zwaartepunt bij het tijdsbeeld. Beide boeken hebben gemeen dat er oude financiële aantekeningen van de vader op de proppen komen. Een eigenaardige tegenstelling is dat: wat onszelf betreft praten we gemakkelijker over onze gevoelens dan over ons inkomen, maar uit vroegere tijden blijven vaak vooral de huishoudboekjes, loonstrookjes en bankafschriften bewaard. 

maandag 12 maart 2012

Vaarwel Diederik Grit

De horen meldt met grote stem
de afvaart en het nieuw begin.
De bootsman haalt de loopplank in.
(Ida Gerhardt)

Hij was er vaak bij: op de jaarlijkse vertaaldagen, op bijeenkomsten van uitgeverijen, bij lezingen over vertalen. Maar vanaf nu gaat dat nooit meer gebeuren. We waren tweevoudige collega’s, want we hadden allebei lesgegeven aan de vertalersopleiding in Maastricht en daarna waren we allebei fulltime vertaler geworden. In Maastricht was Diederik docent Nederlands. Ik gaf er les in vertalen uit het Frans, en als ik even niet meer wist hoe iets in het Nederlands het beste kon worden geformuleerd en hoe ik dat overtuigend op de studenten kon overbrengen, was hij altijd bereid me dat grondig uit te leggen. Zijn kritiek op mijn soms wat eigenwijze opvattingen verpakte hij in mildheid. Ik had graag les van hem willen krijgen. In het schoolgebouw hadden we kamers op dezelfde gang, met een paar deuren ertussen. Zoiets schept een blijvende vertrouwdheid, als met oude buren bij wie je ooit makkelijk naar binnen liep.

 In 2006 kreeg hij samen met Edith Koenders de Amy van Marken vertaalprijs voor Het gelukkige Arabië van Thorkild Hansen, door hen beiden vertaald uit het Deens. Hij hield van het talige, nauwkeurige handwerk, hij zat in verschillende besturen (MNL, NGTV) en keerde zich evenmin af van de wetenschap. Een aantal jaren geleden promoveerde hij op de literaire betrekkingen tussen Nederland en Scandinavië. Indertijd was hij zo vriendelijk me dat proefschrift, Driewerf zalig noorden,meteen toe te sturen. Want  Diederik was een vriendelijke, hartelijke man, veeleisend voor zichzelf, een hulpvaardige perfectionist. Ik vind het moeilijk te geloven en erg verdrietig dat we elkaar nooit meer zullen ontmoeten. Dag Diederik, ik koester de goede herinneringen en ik blijf een voorbeeld aan je nemen.