woensdag 29 januari 2014

Violette



Een indringende film, mooi geacteerd in prachtige decors, en onder dat alles mijn eigen herinneringen aan boeken die me indertijd aangrepen. En ook de herinnering aan het overlijdensbericht van Violette Leduc, dat ik las op het station van Leiden in de vroege morgen, in de Volkskrant. Voor mij zo’n bericht waarvan je je de context nog levendig herinnert, in de trant van: waar was je toen je hoorde dat Kennedy was vermoord? Het moet in het geval van Leduc -- die stierf aan borstkanker -- eind mei 1972 zijn geweest en het voelde toen alsof ik een goede bekende was kwijtgeraakt.
Terug uit de film rommelde ik nog wat in mijn archiefkast. Ik vond een brief van Simone de Beauvoir aan Clasine Heering-Moorman. Clasine H-M beschouw ik als mijn intellectuele moeder, die mij op het vertaalpad heeft gebracht, met wie ik prikkelende gesprekken had over boeken en over het leven. Clasine had nu en dan mondeling of schriftelijk contact met Simone de Beauvoir. De brief is ongedateerd, maar op de envelop staat: 19 VI 72. Het handschrift van De Beauvoir meen ik te kunnen ontcijferen:
Chère Madame
Merci de votre lettre et de votre charmante photo. Je suis touchée et heureuse de ce que vous me dites sur Violette Leduc. Elle a fait beaucoup pour les femmes, et aussi pour la littérature.
Croyez à toute ma sympathie.
S de Beauvoir
Zo waren ze gedrieën een kort moment weer heel dichtbij.

zaterdag 25 januari 2014

W.F. Hermans kortstondige collega

Is de stuntelig in elkaar geknutselde titel mislukkingskunstenaar expres gekozen om het element van de mislukking te benadrukken? Het boek zelf van voor naar achter lezen gaat me waarschijnlijk ook al niet lukken, daar is het te dik en te gedetailleerd voor. En altijd wachten er andere boeken. Voorlopig lees ik dan ook fragmentarisch en via de index, al weet je nooit tot wat voor inniger kennismaking dat gegrasduin nog kan leiden. In die index stuitte ik op Elly Freem, de latere Elly Jaffé-Freem, die haar naam gaf aan de prijs waarmee menig vertaaloeuvre (Frans-Nederlands) intussen is bekroond. W.F. Hermans ontmoette haar in de boekhandel waar ze tijdens de oorlog werkte. Hij probeerde haar te veroveren met gecompliceerde liefdesbrieven, maar het was vergeefse moeite. 
Op p. 432 e.v. las ik nog dat Hermans een kortstondige collega van me is geweest. Hij vertaalde Daylight on Saturday van J.B. Priestley. Zijn tempo lag hoog, maar naar de smaak van De Arbeiderspers was de vertaling niet goed genoeg. Er werd dan ook door een medewerker driftig in gecorrigeerd, met als gevolg dat Hermans zijn naam als vertaler niet meer in het boek opgenomen wilde zien. De les die uitgevers maar moeizaam leren, is dat schrijven een ander vak is dan vertalen. 

vrijdag 10 januari 2014

Reis in de diepte

De meeste mensen reizen tegenwoordig in de breedte. Gebrek aan middelen en gebrek aan tijd houden mij wat dichter bij huis. Ik zal nooit New York zien, noch de Chinese Muur of Kaap de Goede Hoop. Hoeft ook niet. Het eiland Texel, omspoeld door golven in voortdurend wisselende kleuren, was dit jaar een prachtig decor om oud en nieuw te vieren. Ik wandelde er in de wind en ik maakte er ook een korte reis in de diepte, terug in de tijd. Op wat `het Russenkerkhof’ wordt genoemd, zagen we het gedenkteken voor de Georgiërs die zijn gevallen in de strijd tegen de Duitsers. Ik had al eens gelezen dat Texel pas op 20 mei 1945 was bevrijd, na hevige gevechten tussen Duitse militairen en opstandige Georgiërs. Alweer zo’n oorlogsepisode die vooral dankzij verhalen over individuele belevenissen oprijst uit het verleden, net als de gebeurtenissen in Rhoon die zo adembenemend werden beschreven in De vergelding van Jan Brokken.
Iemand gaf mij het boekje Sondermeldung Texel van Dick van Reeuwijk, veel dunner dan De vergelding en minder omgebouwd tot pakkend relaas, maar wel erg informatief. Wrede Duitsers, hulpvaardige Duitsers, Duitsgezinde Georgiërs, anti-Duitse Georgiërs, NSB’ers, onderduikers, verzetsstrijders… Allemaal weerden ze zich in april en mei 1945 op dat kleine eiland, waar ook nog `gewone’ Texelaars woonden. Die kwamen natuurlijk volledig in de knel. De slachtoffers vielen aan alle kanten, soms werd er in het wilde weg geëxecuteerd. Het begon allemaal op 5 april 1945, toen de Georgiërs in de nacht honderden Duitsers doodstaken. Daarna werd het een chaos waarin de kansen wisselden, totdat op 20 mei de Canadezen arriveerden.
Er staan schrijnende verhalen in Sondermeldung Texel, bijvoorbeeld over bakker Theo Smit uit Den Burg. Na de capitulatie werd deze hulpvaardige man alsnog doodgeschoten aan zijn eigen keukentafel, per ongeluk, door een bevriende Georgiër die wilde demonstreren dat er geen kogels meer in zijn revolver zaten. De weduwe Smit toont zich groots, als ze op die afschuwelijke gebeurtenis terugkijkt: `Ik heb ook altijd veel medelijden gehad met die Georgische jongen, om met zo’n schuld te moeten leven!’ Na jaren slaagt ze erin weer met hem in contact te treden. Ze schrijft hem een brief waarin ze meldt dat ze hem vergeven heeft. De Georgiër schrijft dankbaar terug, maar een ander gevolg is dat zoon Smit, die inmiddels bij de marine zat, bij de inlichtingendienst moest komen om te worden ondervraagd: waarom had zijn moeder een brief naar Georgië gestuurd? Er was op dat moment immers alweer een nieuwe oorlog begonnen: de koude.