zaterdag 13 februari 2016

Het hachelijke N-woord









Het woord nègre is een beladen term die we voorzichtig moeten gebruiken. Er zijn personen die ervoor pleiten neger uit de Van Dale te schrappen omdat ze het woord als denigrerend ervaren, als een te schrijnende herinnering aan de periode van de slavernij. Maar tot nu toe staat het er nog in, en terecht lijkt mij, want een woordenboek geeft het taalgebruik weer en is niet bedoeld voor morele of ideologische sturing. Achille Mbembe zette de term in de titel van zijn boek Critique de la raison nègre, door Katrien Vandenberghe en mij vertaald als Kritiek van de zwarte rede. Niet alleen omdat negerrede geen fraai woord is voor in een titel, maar ook om te vermijden dat deze genuanceerde filosofische beschouwing meteen al op grond van de titel blinde verontwaardiging zou wekken. Geen boekverbrandingen please, daar is Mbembes betoog te interessant voor. Op den duur zal het woord neger allicht verder worden teruggedrongen, om uiteindelijk te worden opgeborgen in een historisch woordenboek van het Nederlands.
Mbembe gebruikt door het hele boek heen de term Nègre – met hoofdletter – als een soort geuzennaam. Hij belicht vele aspecten van de Negerpositie in verleden en heden: slavenhandel, kolonisatie, racisme, verinnerlijking van de minachting waarmee de Neger wordt behandeld, maar ook de groeiende vernegering van de wereld nu een ambulant proletariaat her en der zijn arbeidskracht aanbiedt en gedwongen is zich schandalig te laten uitbuiten. Een brede schildering, niet altijd even systematisch maar gedreven tot aan het einde, waar zich een optimistisch toekomstbeeld ontvouwt en de Neger wordt opgeroepen zich te ontdoen van het slachtoffergevoel.

maandag 8 februari 2016

Een rommelige reus: Balzac

Al tientallen jaren had ik geen enkele roman van Honoré de Balzac meer opengeslagen. Zijn oeuvre was voor mij verstard tot een roerloze kolos, vergelijkbaar met het standbeeld dat Rodin van hem kapte. Maar nu zit ik in het Duitse vertalershuis, in de kamer met Franse literatuur van A tot en met M. Naast mijn werktafel strekt het werk van Balzac zich over verscheidene planken uit. Ik pakte eergisteren La femme de trente ans uit de kast, waarschijnlijk omdat mijn Zweedse collega me in een avondlijk gesprek had voorgehouden: zeventig jaar, ach, dat is het vroegere dertig. Zij en ik zijn rond de zeventig en haar opmerking had dan ook iets bemoedigends. Misschien schuilt er enige waarheid in, als ik goed begrijp wat Balzac schrijft over vrouwen van rond de dertig en zijn verbazend genuanceerde analyses vergelijk met mijn eigen positie in het leven: er is al veel om op terug te kijken, de illusies zijn vervaagd, de ervaring is gegroeid, het geluk wordt des te inniger gekoesterd omdat er niet veel tijd meer rest.
         Aan het eind van de roman is de markiezin D’Aiglemont rond de vijftig en waarlijk oud, in Balzacs beschrijving. Ze heeft dan ook vreselijk geleden. En nu dreigt haar enig overgebleven dochter een buitenechtelijke relatie aan te knopen met een waardeloze vent die bovendien, zonder dat ze het weet, haar eigen halfbroer is. Het arme hart van de moeder is daar niet tegen bestand en ze sterft.
         Ik herinnerde me van Balzac vooral Le père Goriot. Op wikipedia lees ik dat die roman – door Hans van Pinxteren vertaald onder de titel Vader Goriot – dankzij de gezamenlijke Noorse boekenclubs en de Zweedse Academie op de lijst van de honderd beste boeken uit de wereldliteratuur prijkt. Een parmantig oordeel, maar in ieder geval is Le père Goriot een boek dat je nooit vergeet. La femme de trente ans maakt geen schijn van kans om zelfs maar tot de duizend beste boeken te gaan behoren. Het is een rommelig verhaal. Balzac heeft er zestien jaar aan geknutseld, met als resultaat primitief ogend knip- en plakwerk. Geen wonder dat de auteur zelf nu en dan het spoor bijster raakt.
 


Het mooist zijn de ragfijne schetsen van de vrouwenziel, de discrete aanduidingen van wat er in die ziel aan verwoestingen kan worden aangericht door een kil huwelijk en een botte sekspartner. Voor die empathische uiteenzettingen neem ik de rest graag op de koop toe, zoals daar zijn: de onwaarschijnlijke karakterontwikkeling van de markies, het wrede optreden van de piraten, de moordenaar die midden in de nacht op de deur klopt en meteen de dochter des huizes schaakt, de toevallige ontmoeting van een moeder en haar stervende dochter ergens in de Pyreneeën. De natuurbeschrijvingen blijven hoe dan ook prachtig; vroeger zou ik die als hinderlijke intermezzo’s hebben beschouwd, nu kan ik er volop van genieten, als moderne zeventigjarige vrouw die eigenlijk pas dertig is.    

dinsdag 2 februari 2016

Grootse plannen, compacte teksten: nog eens Tournier

Ik blader in zijn werk en blijf peinzen over de carrière van een man die zo ongrijpbaar en tegelijk zo open was. Hij had plannen voor een roman over Sint Sebastiaan en voor een roman over Oost-Duitse atletes. Die romans zijn er nooit gekomen. Op den duur zweeg hij erover. Zijn eerste drie romans waren breed van opzet en veelgelaagd. Hij rondde die romans als het ware af met een autobiografie. Vervolgens werden zijn teksten geleidelijk korter en fragmentarischer. Le médianoche amoureux was nog een raamvertelling. Daarna kwam o.a. de Petites proses: korte tot ultrakorte teksten, losjes gegroepeerd in rubrieken als `steden’, `boeken’, `landschappen’.  En de korte teksten regen zich verder aaneen, bijvoorbeeld tot bundels als Célébrations en Le bonheur en Allemagne. Toon en thematiek bleven herkenbaar, de omvang werd geminimaliseerd. In zijn autobiografie (Le vent Paraclet, vertaald als Een vlaag van bezieling) schrijft hij hoe het werk de auteur kan uithollen. `Wanneer het boek me dan loslaat om, volgepropt met mijn substantie, aan zijn reis over de wereld te beginnen, lig ik slap ter aarde, leeggezogen, uitgewoond, hondsmoe en bezocht door doodsgedachten.’ Misschien schrok hij na zijn drie romans uiteindelijk terug voor nog zo’n martelgang. Misschien vond hij het plezieriger zijn boeken achterna te reizen om overal uit te leggen hoe ze konden worden geïnterpreteerd.  
         En trouwens, de hele Tournier zit soms al in een kort fragment, in een enkele pakkende zin. Ter illustratie twee citaten. Het eerste is uit Le vent Paraclet: `Van een liefdespaar is degene die de ander het meest bemint juist daardoor ook steevast de zwakste, de onhandigste, de kwetsbaarste, de minst gelukkige, maar dat hij tevens de rijkste is van de twee, de levendste en de creatiefste, dat de toekomst hem toebehoort, dit alles zal hem pas veel later duidelijk worden.' De pendant vinden we ergens in Petites proses: `Er kan geen vriendschap zijn zonder wederkerigheid. Een ongelukkige vriendschap bestaat niet, terwijl de liefde, helaas!' 
Ik blijf voorlopig nog wel even bladeren in dat erudiete, provocerende, speelse oeuvre.